Sluit de Kerk homo's buiten?

“God sprak: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend.” (Gen. 1,26)
“En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen.” (Gen. 1,27)
Blijkbaar laten het man-zijn en vrouw-zijn tezamen zien wie God is. Zij zijn elkaars aanvulling en bijgevolg zonder elkaar incompleet. Ze zijn van nature zeer mooi op elkaar geordend, zowel fysiek als emotioneel, wat blijkt uit de prachtige natuur van de seksuele organen, waarmee men zowel de eenheid intens beleeft en als grote gave kinderen kan ontvangen.
Omdat seksualiteit de mens heel diep raakt – dat blijkt wel uit de me-too discussie – en mensen beschadigd raken als de natuurlijke orde niet wordt beleefd, houdt de Kerk er aan vast dat seksualiteit alleen binnen het huwelijk tussen man en vrouw kan plaatsvinden. Alle andere vormen, zoals seks met zichzelf, met meerdere partners, buiten het huwelijk, met dieren, met voorbehoedsmiddelen in het huwelijk, maar ook met mensen van het zelfde geslacht wijst ze af als tegen de wil van God. Niet om mensen te pesten, maar omdat ze deze heilige daden en de personen zelf wil beschermen tegen misbruik.

De Heilige Schrift is duidelijk en fel, als het gaat over homoseksueel gedrag.
“Met een man moogt gij geen omgang hebben als met een vrouw; dat is een gruwel… Als een man met een andere man omgang heeft als met een vrouw, begaan beiden een afschuwelijke daad. Zij moeten ter dood worden gebracht; zij hebben hun dood aan zichzelf te wijten.” (Lev. 18, 22 en 20, 13)

“De majesteit van de onvergankelijke God hebben zij verruild voor de afbeelding van de gestalte van een sterfelijk mens en van vogels en van viervoetige en kruipende dieren. Daarom heeft God hen prijsgegeven aan hun onreine begeerten, zodat zij hun eigen lichaam onteren. Zij hebben de goddelijke waarheid verruild voor de leugen, en de schepping geëerd en aanbeden in plaats van de Schepper; Hij is gezegend in eeuwigheid! Amen. Daarom heeft God hen overgeleverd aan onterende hartstochten. Hun vrouwen hebben de natuurlijke omgang verruild voor de tegennatuurlijke. Eveneens hebben de mannen de natuurlijke gemeenschap met vrouwen opgegeven en zijn in lust voor elkaar ontbrand: mannen plegen ontucht met mannen. Zo ontvangen zij aan den lijve het verdiende loon voor hun afdwaling. En ofschoon zij Gods vonnis kennen, dat zij die zulke dingen doen de dood verdienen, bedrijven zij deze misdaden niet alleen, maar juichen ze ook toe bij anderen.” (Rom. 1, 23-27.32)

En wat dan als men het toch doet, en zelfs uit diepe overtuiging? God heeft de mens goed geschapen en daarom mag de ene mens nooit door de ander worden buitengesloten; op grond hiervan verdient zelfs de zwaarste misdadiger respect, terwijl zijn misdaden veracht moeten worden. Dit is de houding van de Kerk tegenover alle zondaars, terwijl ongelovigen het bijna niet kunnen opbrengen om het onderscheid tussen zonde en zondaar te maken (onder andere omdat zij de Goddelijke Barmhartigheid niet kennen).

Bijgevolg wordt vaak niet begrepen dat de Kerk seksualiteit van niet getrouwde heteroseksuele stellen en homoseksueel gedrag als zondig beschouwt, maar de mensen die het betreft juist als mens respecteert.

Wel zijn er consequenties aan gedrag dat ingaat tegen Gods bedoeling met de seksualiteit, gevolgen die door degenen die het doen zelf worden veroorzaakt. Of iemand zijn of haar zondigheid zelf inziet of niet: door hun immoreel gedrag splitsen zondaars zichzelf af van de menselijke en kerkelijke gemeenschap. Je zegt eigenlijk dat je je niet aan de spelregels wilt houden, maar toch mee wilt spelen. De zichtbare consequentie daarvan is, dat het deelnemen aan de ‘Maaltijd des Heren’, die bij uitstek de eenheid met het Lichaam van Christus symboliseert en bewerkt, daarmee in strijd is. Zonder tevoren te biechten en het serieuze voornemen te maken niet meer te zondigen, is het daarom noch samenwonende heterostellen, noch homostellen toegestaan de Heilige Communie te ontvangen, 

De visie van de Heilige Schrift en van de Kerk op heteroseksueel gedrag buiten het huwelijk en homoseksueel gedrag lijkt liefdeloos. Dit komt omdat wij het woord ‘liefde’ gewoonlijk opvatten als iets wat met prettige gevoelens te maken heeft.
Een vader of moeder die zijn of haar kind iets verbiedt, is echter niet liefdeloos omdat het kind dit niet prettig vindt. Zo zijn ook Bijbel en Kerk bezield door liefde en zorg voor de gehele mensheid en hebben zij eenieders welzijn voor ogen. Men kan ook liefhebben zonder seksualiteit… Lees maar eens het boekje De vijf talen van de liefde van Gary Chapman.

 

Congregatie voor de Geloofsleer

Donderdag 31 juli 2003 publiceerde het Vaticaan een document van de Congregatie voor de Geloofsleer waarin een aantal overwegingen staan ten aanzien van de erkenning van homoseksuele verbintenissen door burgerlijke overheden.

OVERWEGINGEN MET BETREKKING TOT VOORSTELLEN
TOT WETTELIJKE ERKENNING VAN VERBINTENISSEN TUSSEN HOMOSEKSUELE PERSONEN

INTRODUCTIE

1. De laatste jaren zijn door paus Johannes Paulus II en de relevante dicasteries van de Heilige Stoel verschillende vragen rond homoseksualiteit meerdere malen behandeld. (1) Homoseksualiteit is een verontrustend moreel en sociaal verschijnsel, ook in de landen waar er nog geen aandacht aan wordt gegeven door het juridisch systeem. Nog zorgelijker is het in die landen die homoseksuele verbintenissen al wettelijke erkenning hebben gegeven of willen geven, waarbij in sommige gevallen zelfs de mogelijkheid wordt gegeven om kinderen te adopteren. De voorliggende overwegingen bevatten geen nieuwe leerstellige uitspraken, maar willen de wezenlijke punten over deze kwestie in herinnering roepen en enkele rationele argumenten geven die de bisschoppen kunnen helpen bij het voorbereiden van meer specifieke stellingnamen gericht op de specifieke situaties in de verschillende gebieden van de wereld; deze stellingnamen zullen erop gericht zijn om waardigheid van het huwelijk, fundament van het gezin, te beschermen en te bevorderen, alsmede de stabiliteit van de maatschappij waarvan deze institutie een constitutief element is. Deze overwegingen zijn ook bedoeld om richting te geven aan katholieke politici door aan te geven hoe zij zich in overeenstemming met het christelijk geweten moeten opstellen wanneer zij geconfronteerd worden met wetsvoorstellen ten aanzien van dit probleem. (2) Aangezien deze materie betrekking heeft op de natuurlijke morele wet, zijn de argumenten die volgen niet alleen gericht tot hen die in Christus geloven, maar tot alle personen die zich inzetten om het gemeenschappelijk welzijn van de maatschappij te bevorderen en te beschermen.

I. DE AARD VAN HET HUWELIJK EN ZIJN ONVERVREEMDBARE EIGENSCHAPPEN

2. De kerkelijke leer over het huwelijk en over de complementariteit van de geslachten herhaalt een waarheid die inzichtelijk is voor het heldere verstand en die als zodanig door alle grote culturen van de wereld wordt erkend. Het huwelijk is niet zomaar een relatie tussen menselijke wezens. Het is ingesteld door de Schepper met zijn eigen aard, wezenlijke eigenschappen en doelen. (3) Geen enkele ideologie kan de menselijke geest de zekerheid ontnemen dat een huwelijk uitsluitend bestaat tussen een man en een vrouw, die door wederzijdse zelfgave, eigen en voorbehouden aan henzelf, streven naar de gemeenschap van hun personen. Op deze wijze vervolmaken zij elkaar om samen te werken met God in de voortplanting en de opvoeding van nieuw menselijk leven.

3. De natuurlijke waarheid over het huwelijk werd bevestigd door de Openbaring die in de bijbelse vertellingen over de schepping vervat ligt, en die ook de oorspronkelijke menselijke wijsheid tot uiting brengt, waarin de stem van de natuur zelf kan worden gehoord. Het boek Genesis spreekt over drie fundamentele elementen van het plan van de Schepper voor het huwelijk.

Op de eerste plaats werd de mens, het beeld van God, als “man en vrouw” (Gen. 1,27) geschapen. Mannen en vrouwen zijn gelijk als personen en complementair als man en vrouw. De seksualiteit behoort enerzijds tot het biologisch gebied maar wordt anderzijds in het menselijke schepsel verheven tot een nieuw, persoonlijk niveau, waar natuur en geest zich met elkaar verbinden.

Het huwelijk is door de Schepper ingesteld als een levensvorm waarin een vereniging van personen wordt gerealiseerd met gebruik van het seksuele vermogen. “Daarom verlaat een man zijn vader en moeder en bindt zich aan zijn vrouw en zij worden één vlees” (Gen. 2, 24).

Ten derde: het is Gods wil dat de eenheid van man en vrouw op bijzondere wijze deel heeft aan zijn scheppingswerk. Daarom zegende hij de man en de vrouw met de woorden “Weest vruchtbaar en vermenigvuldig u” (Gen. 1, 28). Daarom behoren seksuele complementariteit en vruchtbaarheid in het plan van de Schepper tot het wezen van het huwelijk.

Bovendien is de echtelijke gemeenschap tussen man en vrouw door Christus verheven tot de waardigheid van een sacrament. De kerk leert dat het christelijke huwelijk een werkzaam teken is van het verbond tussen Christus en de kerk (vergelijk Ef. 5, 32). Deze christelijke betekenis van het huwelijk vermindert geenszins de diepe menselijke waarde van de huwelijksband tussen man en vrouw, maar bevestigt en versterkt deze juist (vgl. Mat. 19,3-12; Mc. 10, 6-9).

4. Er zijn absoluut geen gronden om homoseksuele verbintenissen op welke wijze dan ook te beschouwen als gelijkvormig of analoog aan Gods plan ten aanzien van huwelijk en gezin. Het huwelijk is heilig, terwijl homoseksuele handelingen tegen de natuurlijke morele wet ingaan. Homoseksuele handelingen “sluiten de seksuele handeling voor de gave van het leven. Ze komen niet voort uit een oprechte affectieve en seksuele complementariteit. Ze kunnen in geen enkel geval worden goedgekeurd”. (4)

De Heilige Schrift veroordeelt homoseksuele handelingen “als ernstige verdorvenheid… (vgl. Rom. 1,24-27; 1Kor. 6,10; 1Tim. 1,10). Dit oordeel van de Schrift staat natuurlijk niet toe te concluderen dat iedereen die lijdt aan deze anomalie er persoonlijk verantwoordelijk voor is, maar het getuigt van het feit dat homoseksuele handelingen intrinsiek ongeordend zijn”. (5) Dit zelfde morele oordeel kan gevonden worden bij veel christelijke schrijvers van de eerste eeuwen (6) en is unaniem geaccepteerd door de katholieke Traditie.

Desalniettemin moeten mannen en vrouwen met homoseksuele neigingen volgens het onderricht van de kerk “met respect, mededogen en gevoeligheid worden bejegend. Ieder teken van onrechtvaardige discriminatie ten aanzien van hen moet voorkomen worden”. (7) Ze zijn, net als andere christenen, geroepen om een kuis leven te leiden. (8) De homoseksuele neiging is echter “objectief ongeordend” (9) en homoseksuele praktijken zijn “zonden die op ernstige wijze tegengesteld zijn aan de kuisheid”. (10)

II. STANDPUNTEN TEN AANZIEN VAN HET PROBLEEM VAN HOMOSEKSUELE VERBINTENISSEN

5. Burgerlijke autoriteiten nemen verschillende standpunten in tegenover de feitelijk bestaande homoseksuele verbintenissen. Soms tolereren ze het verschijnsel gewoonweg; op andere momenten bepleiten ze wettelijke erkenning van zulke verbintenissen, onder het voorwendsel om met het oog op bepaalde rechten discriminatie te voorkomen tegen personen die leven met iemand van het zelfde geslacht. In andere gevallen zijn ze er voor dat homoseksuele verbintenissen wettelijk gelijkgesteld worden aan het huwelijk in eigenlijke zin, zonder de wettelijke mogelijkheid om kinderen te adopteren uit te sluiten.

Als het beleid van de regering dat van tolerantie is ten aanzien van de feitelijke situatie, zonder dat homoseksuele verbintenissen expliciet wettelijk worden erkend, is het nodig om voorzichtig de verschillende aspecten van het probleem te onderscheiden. Het moreel geweten vereist dat christenen in elke situatie getuigenis afleggen van de hele morele waarheid, die wordt tegengesproken door zowel de goedkeuring van homoseksuele handelingen als door onrechtvaardige discriminatie van homoseksuele personen. Daarom kunnen discrete en voorzichtige acties effectief zijn; deze zouden kunnen omvatten: het ontmaskeren van de manier waarop dergelijke tolerantie misbruikt of gebruikt zou kunnen worden ten dienste van ideologie, door duidelijk de immorele aard van deze verbintenissen uiteen te zetten; door de regering te herinneren aan de noodzaak om het verschijnsel binnen zekere grenzen te beperken om de publieke moraal veilig te stellen en om, boven alles, te voorkomen dat jonge mensen worden blootgesteld aan misvattingen over seksualiteit en huwelijk die hen de noodzakelijke verdediging zouden ontnemen en bijdragen tot de verspreiding van het verschijnsel. Zij die van tolerantie zouden willen overgaan tot het legitimeren van specifieke rechten voor samenwonende homoseksuele personen moeten er aan herinnerd worden dat de goedkeuring of legitimatie van kwaad iets heel anders is dan het tolereren van kwaad.

In die situaties waar homoseksuele verbintenissen wettelijk erkend zijn of wettelijke status en rechten hebben gekregen die aan het huwelijk toebehoren, is het geboden duidelijk en nadrukkelijke verzet te bieden. Men moet elke vorm van formele medewerking aan de verordening of toepassing van zulke ernstig onrechtvaardige wetten achterwege laten, evenals -zoveel als mogelijk is- materiële medewerking op het niveau van hun toepassing. Op dit gebied kan iedereen het recht op gewetensbezwaar uitoefenen.

II RATIONELE ARGUMENTEN TEGEN WETTELIJKE ERKENNING VAN HOMOSEKSUELE VERBINTENISSEN

6. Om te begrijpen waarom het nodig is om zich te verzetten tegen wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen moeten ethische overwegingen van verschillende aard in beschouwing worden genomen.

Van de orde van de rechte rede

Het doel van de burgerlijke wet is zeker beperkter dan dat van de morele wet, (11) maar de burgerlijke wet kan niet in tegenspraak zijn met de rechte rede zonder haar bindende kracht op het geweten te verliezen. (12) Elke menselijk geschapen wet is geoorloofd voorzover deze in overeenstemming is met de natuurlijke morele wet, erkend door de rechte rede, en voor zover deze de onvervreemdbare rechten van iedere persoon respecteert. (13) Wetten ten gunste van homoseksuele verbintenissen zijn tegengesteld aan de rechte rede omdat ze wettelijke garanties toekennen, analoog aan die aan het huwelijk worden toegekend, aan verbintenissen tussen personen van hetzelfde geslacht. Gegeven de waarden die op het spel staan in deze kwestie, zou de Staat geen wettelijke status aan zulke verbintenissen kunnen geven zonder haar plicht te verzaken om het huwelijk te bevorderen en te verdedigen als een institutie die wezenlijk is voor het gemeenschappelijk welzijn.

Men kan zich afvragen hoe een wet tegengesteld kan zijn aan het gemeenschappelijk welzijn als deze geen speciale vorm van gedrag oplegt, maar alleen wettelijke erkenning geeft aan een feitelijke realiteit die aan niemand onrecht lijkt te doen. Op dit gebied moet men eerst nadenken over het verschil tussen homoseksueel gedrag als privéverschijnsel en hetzelfde gedrag als een sociale relatie die door de wet voorzien en goedgekeurd is, waardoor men het zou willen maken tot één van de instituties binnen de rechtsorde. Dit tweede verschijnsel is niet alleen ernstiger, maar heeft ook een verderstrekkende en diepe invloed, en zou veranderingen in de hele organisatie van de samenleving veroorzaken, tegengesteld aan het gemeenschappelijk welzijn. Burgerlijke wetten zijn structurerende principes van het leven van de mens in de maatschappij, ten goede of ten kwade. Ze “spelen een zeer belangrijke en soms beslissende rol in het beïnvloeden van denkpatronen en gedrag”. (14) Leefstijlen en de onderliggende veronderstellingen die ze uitdrukken vormen het leven van de maatschappij niet alleen van de buitenkant, maar neigen ook de perceptie en de evaluatie door de jongere generatie van gedragsvormen te wijzigen. Wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen zou bepaalde fundamentele morele waarden verduisteren en de institutie van het huwelijk devalueren.

Van biologische en antropologische orde

7. Het ontbreekt homoseksuele verbintenissen geheel aan de biologische en antropologische elementen van huwelijk en familie die de basis op rationeel niveau zouden zijn om hen wettelijke erkenning te geven. Dergelijke verbintenissen zijn niet in staat om op passende wijze bij te dragen aan de voortplanting en het overleven van het menselijk ras. De mogelijkheid om recent ontdekte methoden van kunstmatige voortplanting te gebruiken verandert, naast het feit dat dit een ernstig gebrek aan respect met zich meebrengt, (15) niets aan deze ontoereikendheid.

Het ontbreekt homoseksuele verbintenissen ook volledig aan de echtelijke dimensie, door welke seksuele relaties een menselijke en geordende vorm krijgen. Seksuele relaties zijn menselijk wanneer en voorzover deze de wederzijdse hulp van de geslachten in het huwelijk uitdrukken en bevorderen en open staan voor het doorgeven van nieuw leven.

Zoals de ervaring laat zien ontstaan door de afwezigheid van seksuele complementariteit in deze verbintenissen obstakels in de normale ontwikkeling van kinderen die aan de zorg van zulke personen zouden worden toevertrouwd. Zij zouden beroofd worden van de ervaring van hetzij vader-, hetzij moederschap. Toestaan dat kinderen worden geadopteerd door personen die in zulke verbintenissen leven zou eigenlijk betekenen dat deze kinderen geweld wordt aangedaan, in de zin dat hun afhankelijkheid gebruikt zou worden om hen in een omgeving te plaatsen die niet leidt tot hun volledige menselijke ontwikkeling. Dit is ernstig immoreel en in open tegenspraak met het principe, dat ook in de Conventie over de Rechten van het Kind van de Verenigde Naties wordt erkend, dat de beste belangen van het kind, als de zwakkere en meer kwetsbare partij, de hoogste voorrang moeten krijgen.

Van sociale orde

8. De maatschappij heeft haar voortdurende overleven te danken aan het gezin, gegrondvest op het huwelijk. De onvermijdelijke consequentie van de wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen zou de herdefinitie van het huwelijk zijn, dat in haar wettelijke status een institutie zou worden zonder de wezenlijke verwijzing naar de factoren die verbonden zijn met heteroseksualiteit; bijvoorbeeld de voortplanting en de opvoeding van kinderen. Als vanuit het standpunt van de wet het huwelijk tussen een man en een vrouw zou worden beschouwd als slechts één mogelijke vorm van huwelijk, dan zou het concept van huwelijk een radicale verandering ondergaan, met ernstige schade voor het gemeenschappelijk welzijn. Door homoseksuele verbintenissen op een wettelijk niveau te stellen dat analoog is aan dat van het huwelijk en het gezin, handelt de Staat willekeurig en in tegenspraak met zijn plichten.

De principes van respect en het niet discrimineren kunnen niet worden ingeroepen om de wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen te ondersteunen. Onderscheid maken tussen personen of sociale erkenning of voordelen weigeren is alleen onacceptabel als het tegengesteld is aan de gerechtigheid. (16) Het weigeren van de sociale en wettelijke status van het huwelijk aan vormen van samenleven die geen huwelijk zijn en kunnen zijn is niet tegengesteld aan de gerechtigheid; integendeel, de gerechtigheid vereist het.

Ook kan het principe van de eigen autonomie van het individu niet redelijk worden ingeroepen. Het is één ding om te stellen dat individuele burgers vrij activiteiten mogen ontplooien waarin zij interesse hebben en dat dit valt binnen het gemeenschappelijk burgerlijk recht op vrijheid; het is iets heel anders om te stellen dat activiteiten die niet een betekenisvolle of positieve bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de menselijke persoon in de maatschappij een eigen gekwalificeerde wettelijke erkenning kunnen krijgen. Homoseksuele verbintenissen vervullen zelfs niet op analoge wijze het doel waarvoor het huwelijk en het gezin een specifieke en gekwalificeerde erkenning verdienen. Integendeel, er zijn goede redenen om te stellen dat zulke verbintenissen schadelijk zijn voor de goede ontwikkeling van de menselijke maatschappij, zeker als hun invloed op de samenleving zou toenemen.

Van de wettelijke orde

9. Omdat getrouwde stellen de opvolging van generaties waarborgen en vanwege dat feit op eminente wijze van maatschappelijk belang zijn, daarom geeft de burgerlijke wet hen institutionele erkenning. Homoseksuele verbintenissen van de andere kant, hebben geen specifieke aandacht nodig van de kant van de wet, aangezien zij deze functie voor het gemeenschappelijk welzijn niet uitoefenen.

Ook ongeldig is het argument dat wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen nodig is om situaties te voorkomen waarin samenwonende homoseksuelen, eenvoudigweg omdat zij samen leven, beroofd zouden kunnen worden van daadwerkelijke erkenning van hun rechten als personen en burgers. In werkelijkheid kunnen ze altijd gebruik maken van de wettelijke voorzieningen – net als alle burgers vanuit het standpunt van hun eigen autonomie – om hun rechten te beschermen op het gebied van het gemeenschappelijk belang. Het zou zwaar onrechtvaardig zijn om het gemeenschappelijk welzijn en rechtvaardige wetten voor het gezin op te offeren om persoonlijk welzijn te beschermen dat gegarandeerd kan en moet worden op manieren die geen schade toebrengen aan de hele maatschappij. (17)

IV. STANDPUNTEN VAN KATHOLIEKE POLITICI TEN AANZIEN VAN WETGEVING TEN GUNSTE VAN HOMOSEKSUELE VERBINTENISSEN

10. Als het waar is dat alle katholieken verplicht zijn om zich te verzetten tegen de wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen, dan zijn katholieke politici daartoe op bijzondere wijze verplicht, in overeenstemming met hun verantwoordelijkheid als politici. Wanneer zij geconfronteerd worden met wetsvoorstellen ten gunste van homoseksuele verbintenissen, moeten katholieke politici de volgende ethische overwegingen in acht nemen.

Als de wetgeving ten gunste van de homoseksuele verbintenissen voor het eerst wordt voorgesteld in een wetgevende vergadering, dan heeft de katholieke wetgever een morele plicht om zijn verzet duidelijk en publiekelijk te uiten en er tegen te stemmen. Het is ernstig immoreel om ten gunste van een wet die zo schadelijk is voor het gemeenschappelijk welzijn te stemmen.

Als de wetgeving ten gunste van de erkenning van homoseksuele verbintenissen al van kracht is, dan moet de katholieke politicus zich er tegen verzetten op de manieren die voor hem mogelijk zijn en zijn verzet bekend maken; het is zijn plicht om getuigenis af te leggen van de waarheid. Als het niet mogelijk is om zo´n wet volledig te herroepen, dan kan de katholieke politicus, indachtig de aanwijzingen vervat in de encycliek Evangelium vitae, “legitiem voorstellen ondersteunen die gericht zijn op het beperken van de schade die door zo´n wet wordt toegebracht en op het verminderen van diens negatieve gevolgen op het niveau van de algemene opinie en de publieke moraal”, op voorwaarde dat zijn “absolute persoonlijke verzet” tegen zulke wetten duidelijk en goed bekend was en dat het gevaar voor schandaal vermeden was. (18) Dit betekent niet dat een meer restrictieve wet op dit gebied als rechtvaardig of zelfs acceptabel kan worden gezien; het is eerder een kwestie van de legitieme en plichtsgetrouwe poging tot de herroeping -ten minste gedeeltelijk- van een onrechtvaardige wet als diens volledige intrekking op dat moment niet mogelijk is.

CONCLUSIE

11. De Kerk leert dat respect voor homoseksuele personen in geen geval kan leiden tot goedkeuring van homoseksueel gedrag of tot wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen. Het gemeenschappelijk welzijn vraagt dat wetten het huwelijk als basis van het gezin en de primaire eenheid van de maatschappij erkennen, bevorderen en beschermen. Wettelijke erkenning van homoseksuele verbintenissen of het op het zelfde niveau plaatsen als het huwelijk zou niet alleen de goedkeuring van afwijkend gedrag betekenen, met de consequentie dat het een model wordt in de hedendaagse samenleving, maar het zou ook de fundamentele waarden verduisteren die tot het gemeenschappelijk erfgoed van de mensheid behoren. De Kerk kan niet verzaken in het verdedigen van deze waarden, voor het welzijn van mannen en vrouwen en voor het welzijn van de maatschappij zelf.

Paus Johannes Paulus II heeft deze Overwegingen die in de gewone vergadering van deze congregatie besloten zijn, goedgekeurd tijdens de audiëntie van 28 maart 2003, en hun publicatie bevolen.

Rome, vanuit de zetel van de Congregatie voor de Geloofsleer, 3 juni 2003, gedachtenis van de Heilige Charles Lwanga en zijn gezellen, martelaren.

Kardinaal Joseph Ratzinger
Prefect
Angelo Amato, S.D.B.
Titulair Aartsbisschop van Sila
Secretaris

VOETNOTEN

(1) Vgl. Johannes Paulus II, Angelus Boodschappen van 20 februari 1994 en van 19 juni 1994; Toespraak tot de plenaire vergadering van de pauselijke raad voor het gezin (24 maart 1999); Catechismus van de Katholieke Kerk, nummers 2357-2359, 2396; Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring Persona humana (29 december 1975), 8; Brief over de pastorale zorg voor homoseksuele personen (1 oktober 1986); Enkele overwegingen betreffende het antwoord op wetsvoorstellen over het niet discrimineren van homoseksuele personen (24 juli 1992); Pauselijke Raad voor het Gezin, Brief aan de voorzitters van de Europese bisschoppenconferenties over de resolutie van het Europees Parlement betreffende homoseksuele stellen (24 maart 1994); Gezin, huwelijk en “de facto” verbintenissen (26 juli 2000), 23.

(2) Vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Leerstellige Notitie over enkele vragen over de deelneming van katholieken aan het politieke leven (24 november 2002), 4.

(3) Vgl. Tweede Vaticaans Concilie, Pastorale Constitutie Gaudium et spes, 48.

(4) Catechismus van de Katholieke Kerk, nummer 2357.

(5) Congregatie voor de Geloofsleer, Verklaring Persona humana (29 december 1975), 8.

(6) Vgl. bij voorbeeld, H. Polycarpus, Brief aan de Filippenzen, V, 3; H. Justinus martelaar, Eerste Apologie, 27, 1-4; Athenagoras, Smeekbede voor de Christenen, 34.

(7) Catechismus van de Katholieke Kerk, nummer 2358; vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief over de pastorale zorg voor homoseksuele personen (1 oktober 1986), 10.

(8) Vgl. Catechismus van de Katholieke Kerk, nummer 2359; vgl. Congregatie voor de Geloofsleer, Brief over de pastorale zorg voor homoseksuele personen (1 oktober 1986), 12.

(9) Catechismus van de Katholieke Kerk, nummer 2358.

(10) Ibid., nummer 2396.

Vertaling: Roderick Vonhögen / RKnieuws.net

Reactie Nederlandse Bisschoppen

Utrecht – 29 september – De Nederlandse Bisschoppenconferentie, in vergadering bijeen op 9 september 2003, heeft met waardering kennis genomen van het document van de Vaticaanse Congregatie voor de Geloofsleer met betrekking tot de wettelijke erkenning van homoseksuele relaties. Naar aanleiding van deze bespreking komen de bisschoppen tot de volgende verklaring:


De Nederlandse bisschoppen stemmen van harte in met het streven van de Congregatie om het huwelijk, als de exclusieve liefdesband tussen man en vrouw met openheid voor kinderen, te beschermen. Met de Vaticaanse congregatie zijn de Nederlandse bisschoppen van mening dat de openstelling van het (burgerlijk) huwelijk voor andere relatievormen leidt tot uitholling van het huwelijksbegrip zoals zich dat als een eeuwenoud cultuurgegeven van de mensheid heeft gevormd. Wie besluit om een andere invulling aan dat huwelijksbegrip te geven, tast het wezen er van aan. De verruiming van het huwelijk voor andere levensverbintenissen snijdt het anker los van het huwelijksbegrip zoals het vanuit de scheppingsordening aan ons wordt voorgehouden.

De Nederlandse bisschoppen wijzen iedere vorm van discriminatie en intolerantie van mensen op basis van hun seksuele geaardheid af. Zij hebben op verschillende momenten de principiële gelijkwaardigheid die er tussen mensen bestaat, ongeacht hun affectieve seksuele gerichtheid, benadrukt (vgl. verklaring van de Nederlandse bisschoppen bij gelegenheid van de openstelling van het burgerlijk huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht, 19 juni 2000). Maar dit maakt de openstelling van het huwelijk voor andere relatievormen noch nodig noch wenselijk. Wanneer de Kerk opkomt voor het huwelijk, zoals het in de kerkelijke traditie op basis van de heilige Schrift wordt verstaan, wil zij het wezen van het huwelijk beschermen. Daarom acht zij de opvatting niet juist dat een recht op huwelijkssluiting voor personen van hetzelfde geslacht pas werkelijk leidt tot gelijkberechtiging van homoseksuelen en heteroseksuelen. “Gelijkberechtiging in deze zin is niet mogelijk”, zo schreven de Nederlandse bisschoppen in hun eerdere verklaring uit 2000. Ook in brieven aan de kabinetsinformateurs in 2001 en 2002 hebben de bisschoppen het onvervreemdbare karakter van het huwelijk als de exclusieve liefdesband tussen man en vrouw onderstreept.

In de reacties op het document van de Congregatie voor de Geloofsleer is door sommigen gesteld dat het document onvoldoende recht doet aan de scheiding van Kerk en staat. De Nederlandse Bisschoppenconferentie ziet geen grond voor deze stelling. Wetgeving op het gebied van seksualiteit en relaties heeft naar de mening van de Kerk gevolgen voor de publieke moraal, met name ook voor de morele oordeelsvorming van een jongere generatie. Wanneer een kerkelijk spreken rond deze kwestie zou worden gezien als de schending van de scheiding tussen Kerk en staat, zou de Kerk ook geen oordeel kunnen geven over publieke en politieke discussies over tal van andere gebieden met levensbeschouwelijke en/of morele dimensies zoals abortus, euthanasie, sociale gerechtigheid, oorlog en vrede, onderwijs, ontwikkelingssamenwerking, et cetera. Wie de scheiding van Kerk en staat slechts inbrengt bij voor hem of haar onwelgevallige standpunten van de katholieke Kerk, maakt zich kwetsbaar voor het verwijt van selectieve verontwaardiging. En wie de betekenis van Kerk en geloven marginaliseert tot het privÚ-domein van individuen, geeft vooral blijk van een zeer beperkte opvatting over de reikwijdte van geloven. De scheiding van Kerk en staat biedt geen vrijbrief voor het monddood maken van de Kerk in het publieke debat. Voor dat debat is het juist onmisbaar dat ook levensbeschouwelijke aspecten naar voren kunnen worden gebracht.

Het document van de Congregatie voor de Geloofsleer laat zich voor alles verstaan als een uitnodiging en oproep tot gesprek. De Nederlandse bisschoppen nemen zich daarom voor om in hun reguliere gesprekken met politici het belang van de bescherming van het universele huwelijksbegrip alsmede de legitieme bijdrage van de Kerk aan het publieke debat aan de orde te stellen.


29 september 2003 – Secretariaat RKK