Bidden kan overal; waarom dan nog 's zondags naar de kerk gaan?

In het eerste bijbelboek (Gen. 1, 1-31) lezen wij, dat God de wereld in zes dagen schiep (d.i. niet letterlijk op te vatten): “Op de zevende dag bracht God het werk dat Hij verricht had tot voltooiing. Hij rustte op de zevende dag van al het werk dat Hij verricht had. God zegende de zevende dag en maakte hem heilig, want op die dag rustte God van al het werk dat Hij scheppend tot stand had gebracht.” (Gen. 2, 2-3)
Met andere woorden: God heeft één dag van de week gewild als rustdag en deze dag is heilig.

Zo is het ook in het derde gebod van de Tien Geboden aangeduid: Onderhoud de sabbat: die moet heilig voor u zijn, zoals Jahwe uw God u heeft geboden. Zes dagen kunt ge werken en al uw arbeid verrichten, maar de zevende dag is een sabbat voor Jahwe uw God. Dan moogt ge geen enkele arbeid verrichten, gijzelf niet, uw zoon niet, uw dochter niet, uw slaaf niet, uw slavin niet, uw rund niet, uw ezel niet, uw overige vee niet en ook niet de vreemdelingen binnen uw poorten. Dan kunnen uw slaaf en uw slavin uitrusten even als gijzelf. Bedenk dat gij slaaf zijt geweest in Egypte en dat Jahwe uw God u met sterke hand en uitgestrekte arm uit dat land heeft geleid. Daarom heeft Hij u geboden de sabbat te onderhouden. (Deut. 5, 12-14)

Jezus ging geregeld op sabbat naar de synagoge (sabbat = joods uitdrukking voor de 7e dag van de week; synagoge = joods gebedshuis): “Zo kwam Hij ook in Nazaret, waar Hij was grootgebracht, ging volgens zijn gewoonte op de sabbatdag naar de synagoge en stond op om voor te lezen.” (Lc. 4, 16)
Jezus heeft dus zelf de gewoonte gehad, om deel te nemen aan gemeenschappelijk gebed, om samen met anderen te luisteren naar de Heilige Schrift (de Bijbel), en naar de uitleg ervan.

In het bijbelboek, dat wij ‘de Handelingen der Apostelen’ noemen, lezen wij over de eerste christenen: “Zij legden zich ernstig toe op de leer der apostelen, bleven trouw aan het gemeenschappelijk leven en ijverig in het breken van het brood en in het gebed… Dagelijks bezochten ze trouw en eensgezind de tempel, braken het brood in een of ander huis, genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van het hart, loofden God en stonden bij het hele volk in de gunst.” (Hand. 2, 42.46.47a)

En de brief aan de Hebreeën herinnert eraan “niet weg te blijven van onze bijeenkomsten, zoals sommigen gewoon zijn te doen; maar laten wij elkaar moed inspreken”. (Hebr. 10, 25)

Johannes Chrysostomos (2e helft van de 4e eeuw na Chr.) schrijft: “Gij kunt thuis niet bidden zoals in de kerk, waar wij met velen zijn, waar wij uit één hart ons gebed naar God richten. Daar is iets meer aanwezig: de eenheid van geest, de eensgezindheid van de zielen, de band van de liefde, de gebeden van de priesters.” (Incompreh. 3, 6)

De groei van het innerlijk en christelijk leven wordt bevorderd als we de zondag gebruiken als gelegenheid voor bezinning, stilte, rust, cultuur, meditatie, vrije tijd en verzorging van het eigen gezinsleven.