Is er leven na de dood ?

a. Jezus over de verrijzenis van zichzelf:

“Hij zei hun: ‘De Mensenzoon wordt overgeleverd in de handen der mensen en ze zullen Hem doden; maar drie dagen na zijn dood zal Hij weer opstaan.'”(Mc. 9,31b; vgl. Mc. 10,33-34)

b. Jezus over de verrijzenis van anderen:

“Op zekere dag richtten enige schriftgeleerden en Farizeeën zich tot Hem met de woorden: ‘Meester, wij willen een teken van U zien.’ Maar Hij gaf hun ten antwoord: ‘Een slecht en overspelig geslacht verlangt een teken, maar geen ander teken zal hun gegeven worden dan dat van de profeet Jona. Zoals namelijk Jona drie dagen en drie nachten verbleef in de buik van het zeemonster, zo zal de Mensenzoon drie dagen en drie nachten verblijven in de schoot van de aarde. De mensen van Nineve zullen bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij hebben zich bekeerd op de prediking van Jona; welnu, hier is meer dan Jona. De koningin van het Zuiden zal bij het oordeel opstaan samen met dit geslacht en het veroordelen, want zij kwam van het uiteinde der aarde om te luisteren naar de wijsheid van Salomo: welnu hier is meer dan Salomo.” (Mt. 12,38-42)

“Er kwamen Sadduceeën bij Hem; dezen houden dat er geen verrijzenis bestaat. Ze legden Hem daarom de volgende kwestie voor: ‘Meester, wij zien bij Mozes geschreven staan: Als
iemands broer sterft en een vrouw achterlaat maar geen kinderen, dan moet zijn broer die vrouw nemen om aan zijn broer een nageslacht te geven. Nu waren er eens zeven broers. De eerste nam een vrouw, maar liet bij zijn dood geen kinderen na. Toen nam de tweede haar, maar ook hij stierf zonder kinderen; zo ging het ook met de derde; kortom geen van de zeven liet kinderen na. Het laatst van allen stierf ook de vrouw. Bij de verrijzenis, wanneer zij opstaan, van wie van hen zal zij dan de vrouw zijn? Alle zeven toch hebben haar tot vrouw gehad.’
Jezus antwoordde: ‘Zijt gij niet op een dwaalspoor, juist omdat gij noch de Schrift, noch Gods macht kent? Wanneer de mensen uit de doden opstaan, huwen zij niet en worden niet ten huwelijk gegeven, maar zijn ze als engelen in de hemel. En wat de verrijzenis der doden betreft, hebt ge in het boek van Mozes niet gelezen, waar het gaat over de braamstruik, hoe God tot hem zei: Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob? Hij is geen God van doden maar van levenden. Ge verkeert in grote dwaling.’ “(Mc. 12,18-27)

c. Evangelie-schrijver Marcus over de verrijzenis van Jezus:

“Nadat Hij in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was, verscheen Hij het eerst aan Maria Magdalena, uit wie hij zeven duivels had uitgedreven. Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest en nu rouwden en weenden. Maar toen die hoorden, dat Hij leefde en door haar gezien was, geloofden ze het niet. Daarna verscheen Hij in een andere gedaante aan twee van hen, toen deze te voet op weg waren, naar buiten. Nadat dezen teruggekeerd waren, vertelden ze het aan de overigen, maar zelfs zij werden niet geloofd. Later verscheen Hij aan de elf, terwijl zij aan tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof, omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die Hem gezien hadden, nadat Hij verrezen was.” (Mc. 16, 9-14)

d. Apostel Paulus over onze verrijzenis:

“Als er geen opstanding van de doden bestaat, is ook Christus niet verrezen. En wanneer Christus niet is verrezen, is onze prediking zonder inhoud en uw geloof eveneens… Indien wij enkel voor dit leven onze hoop op Christus hebben gevestigd, zijn wij de beklagenswaardigste van alle mensen. Maar zo is het niet! Christus is opgestaan uit de doden, als eersteling van hen die ontslapen zijn… En wijzelf? Waarom zouden wij ons elk ogenblik aan gevaren blootstellen…als de doden niet verrijzen? Laat ons dan maar eten en drinken, want morgen gaan we dood.” (1Kor. 15, 13-14.19-20.30.32b-c)